In april 1912 werd James overgeplaatst naar de RMS Titanic als 6e officier. Deze overplaatsing liet zijn droom in vervulling gaan, maar deze overplaatsing zou ook zijn leven kosten.
In de nacht van 14 op 15 april 1912 had James samen met zijn collega 1e officier William Macmaster Murdoch dienst op de brug.
Iets voor 23.40 klonk het huiveringwekkende geluid van de ‘waarschuwings-bel’ die drie keer werd geluid. Inmiddels was James een ervaren zeeman en hij wist instinctief dat de drie bellen gevaar betekenden, en toen hij de telefoon opnam, nam hij niet de moeite om beleefdheden uit te wisselen met Frederick Fleet, de uitkijk die als eerste de ijsberg had gezien.
“Wat zie je?” Vroeg James
“Ijsberg, recht vooruit!” Antwoordde Frederick in het kraaiennest.
“Dank u.” Zei James, hij legde de telefoon neer en bijna tegelijkertijd herhaalde hij de waarschuwing van Frederick Fleet aan de 1e officier, William Murdoch.
Toen hij bezig was met het laden van reddingsboot nr. 16 beval James stewardess Violet Jessop de boot in te gaan. De stewardess beschreef James als ‘Vermoeid en moe.’ Toch schonk hij de stewardess een opgewekte glimlach terwijl hij naar hen riep:
“Veel succes!”
James hielp de 12-jarige tweedeklas passagier, Ruth Becker, in reddingsboot nr. 13 nadat ze niet in reddingsboot nr. 11 kon, waar ook haar moeder, twee broers en zussen in zaten. James Moody werd voor het laatst door Samuel Hemming gezien, toen hij bovenop de officiersvertrekken stond om te helpen om de collapsible A, een noodreddingsboot te laten zakken, net voordat het schip aan zijn laatste duik begon. Toen de opvouwbare reddingsboot het dek bereikte werd de reddingsboot door de golven weggespoeld. James collega Lightoller was daar ook maar kon zich niet herinneren dat James daar ook was. Lightoller zei dat terwijl degenen bij de opvouwbare reddingsboten A en B bezig waren werden verzwolgen door het water, waarschijnlijk is dit ook James Moody overkomen.