In april 1912 meldde Robert zich aan bij de White Star Line voor zijn eerste oversteek van de Noord-Atlantische Oceaan. Robert was Eén van de zeven kwarteermeesters die deel uitmaakte van de bemanning van de Titanic.
Op 10 april 1912 vertrok de Titanic vanuit Southampton.
Op 14 april 1912, om 22:00 uur begon Robert aan zijn dienst op de navigatiebrug die onder leiding stond van 1e officier Murdoch en ‘junior’ officieren Boxhall en Moody.
Om 23:40 uur werd er drie keer gebeld, wachter Frederick Fleet, die boven in het kraaiennest zat, riep dat er een ijsberg recht vooruit was. 1e officier zag de ijsberg ook en gaf het bevel her roer ‘volledig bakboord’ te zetten. Robert draaide het stuur naar bakboord en het schip draaide naar bakboord. Om te voorkomen dat het achterschip van de Titanic het ijsberg raakte gaf officier Murdoch het bevel om het roer in tegengestelde richting te draaien. De ijsberg raakte het schip.
Terwijl kapitein Edward J. Smith de schade liet opnemen, bleef Robert aan het roer staan en maakte hij zijn dienst af.
Rond 00:20 uur nam kwartiermeester Walter Perkins het roer van Robert over, op dat moment kwam er een officier de stuurhut binnen en zei tegen hen dat ze alles moesten laten vallen en dat ze de boten klaar moesten maken. Robert ging naar de boten aan bakboordzijde en ging helpen met de sloepen. Robert moest van Charles Lightoller naar boot nr. 6 die onder leiding stond van wachter Frederick Fleet. Aan boord van deze boot zaten ongeveer 20 vrouwen en kinderen, onder wie Margaret Brown. Terwijl de sloep daalt melden de inzittenden dat er te weinig man aan boord is om de boot te sturen. Omdat er niemand in de buurt is, is het uiteindelijk majoor Peuchen, een Canadese liefhebber van passagiersschepen en jachten, die wordt toegevoegd.
Als Robert aan boord van sloep nr. 6 is gedraagt hij zich, volgens de inzittende in de sloep, alsof hij de baas van de sloep is, hij neemt het roer over en weigert te roeien. Wanneer een aantal vrouwen vragen om terug te keren naar de plaats van het zinken om meer mensen aan boord van hun halflege boot te halen, verzet Robert zich hier tegen en weigert het leven van de inzittenden van de boot te riskeren. Robert gedroeg zich erg onaangenaam en onbeschaamd naar de overlevenden die bij hem in de boot zaten. Uiteindelijk was één persoon het zat, deze persoon was Margaret Brown, zij wilde de leiding overnemen om terug naar de plaats van de ramp te gaan en de mensen in de zee te redden maar Robert vervloekte haar. Eén van de collega’s van Robert die met zijn sloep voorbij voer zag hoe hij tekeer ging tegen Margaret en zei: ‘’Besef je dat je met een vrouw praat?’ Er is een legende over Margaret Brown: ‘Volgens de legende zou Margaret Brown met een pistool gezwaaid hebben om Robert te dwingen terug te gaan.’ Maar deze legende is onjuist. Uiteindelijk werden ze in de vroege ochtend gered door de Carpathia, dit schip bracht alle overlevenden naar New York.
Na de ramp ging hij terug naar het Verenigd Koninkrijk en ging aan boord van ‘Lapland’ van Rederij ‘Red Star Line’ als het schip de haven verlaat worden er vijf matrozen van de Titanic teruggeroepen om te getuigen, zo ook Robert Hichens. Robert verteld de commissie over zijn ervaring en probeert hij zijn gedrag zo goed mogelijk te rechtvaardigen. Hij legt in het bijzonder uit dat hij niet naar het schip wilde terugkeren uit angst om naar binnen gezogen te worden als het zonk. Hij ontkende ook de term “stijf” te hebben gebruikt om de lichamen van slachtoffers aan te duiden.