Op 14 april 1912, om 23:40 uur werd Charles Joughin gewekt door de botsing van de Titanic met een ijsberg. Rond middernacht hoort Charles het nieuws dat het schip zou gaan zinken, hij riep zijn assistenten bij elkaar om zakken met broden voor de sloepen te brengen die in voorbereiding waren. Charles moest in sloep nr. 10 gaan zitten maar Charles weigerde dit, hij vond het geen goed voorbeeld om als bemanningslid in een sloep te gaan zitten terwijl de passagiers nog op een zinkend schip stonden. Charles ging naar beneden, naar zijn hut waar hij zijn whisky dronk. Toen hij terug op het dek kwam hielp hij vrouwen aan boord van een sloep waarna hij terug ging naar zijn hut, maar deze begon al onder water de lopen. Charles besluit de brug op te gaan waar hij een groot aantal ligstoelen en rotan fauteuils uit de ramen begint te gooien, in de hoop dat ze zullen dienen als toevluchtsoord voor de schipbreukelingen.
Tijdens de laatste minuten van de Titanic klimt Charles op het achterdek voordat het schip in de zee verdwijnt. Charles bracht een tijd door in het ijskoude water, uiteindelijk hing hij aan de opvouwbare sloep B die met ongeveer 30 passagiers ondersteboven dreef maar hij werd door de passagiers afgewezen omdat ze bang waren dat Charles de sloep zou laten kapseizen. Uiteindelijk ging hij aan boord toen zijn collega J. Maynard hem herkende. Zelf heeft hij verklaard het grootste gedeelde van de nacht gedeeltelijk onderwater te hebben doorgebracht. Op het moment dat boot nr. 12 hem te hulp komt verdween Charles onderwater zijn collega J. Maynard dook het water in en redde hem uit het ijskoude water. Uiteindelijk worden ze gered door de Carpathia maar zijn voeten zijn beide bevroren dat hij op zijn knieën de ladder moet beklimmen. Het zeewater was -2° C. Charles overleefde de ramp zonder dat hij er iets aan over hield.